Groep
Tropheussen zijn, net als de plantenetende zoogdieren die we kennen, echte kuddedieren. Dat betekent dat ze ook echt in een grotere groepen gehouden moeten worden, liefst vanaf 15 stuks. Gangbaar is 20 tot 25 exemplaren. Minder vissen kan ook, maar dan neemt het risico op verwondingen en dode dieren door gevechten of ziekte sterk toe. Wanneer er een grotere groep is, zal de vis aan de top van de hierarchie de zwakste exemplaren minder vaak tegenkomen, waardoor de agressie over meerdere dieren verdeeld wordt.
Bij de aanschaf kan op verschillende manieren gebeuren. Bij een kweker, bij een liefhebber die zijn vissen niet meer zo lief heeft of in de winkel. Dan is er verder nog de keuze uit wildvang, wildvangnakweek (ook wel F1 genoemd) en nakweek. Bij wildvang moet er rekening mee gehouden worden dat deze dieren niet onder aquariumomstandigheden opgegroeid zijn en derhalve stressgevoeliger kunnen zijn. Bovendien kunnen zij voor ons onbekende ziektekiemen meebrengen. Verder is de leeftijd van wildvang onbekend, zodat het goed kan zijn dat een deel van de vissen niet meer lang te leven heeft. Wildvangnakweek is nakweek van (vrijwel zeker) genetisch niet verwante dieren. De kans op inteelt en daarbijbehorend zwakken nakomelingen in nagenoeg nul. Nakweekexemplaren (indien anders vermeld is dit in de winkel te koop) kunnen uit groepen dieren zijn geboren die wel genetish verwant zijn. De meesten zullen in het begin dan ook het best kiezen voor wildvangnakweek: kwalitatief goede nakweek, die is opgegroeid onder aquariumomstandigheden.
Let bij aankoop goed op of de jongen bij de ouderdieren zwemmen voor een bepaalde tijd kort na het uit de bek loslaten. Soms worden nl., om kweekopbrengsten te verhogen, de dragende vrouwtjes “uitgeschud”. De jongen worden dan halverwege de muilbroedperiode uit de bek van hun moeder verwijderd. De muilbroedperiode wordt dus kunstmatig onderbroken. De jongen van deze kweekmethoden hebben tijdens hun “inprenting” een deel van de broedzorg niet meegekregen en zullen als gevolg daarvan hun eigen eerste nesten niet goed verzorgen. Pas na een aantal nesten kunnen er succesvol jongen worden grootgebracht.
Kwekers werken meestal met (wildvang)groepen van 15 vrouwelijke dieren met een kleiner aantal mannen. Als de groep niet zuiver voor hoge kweekopbrengsten wordt samengesteld is 50/50 een prima verhouding. Een paar mannen zullen dan een territorium vormen, terwijl de andere dieren in een groepje bijeen blijven.
In de groep kennen de vissen een rangorde. Deze is niet zeer strikt, maar het is wel duidelijk wie er helemaal bovenaan staan, en welke vissen helemaal onderaan in de ‘pikorde’ staan. Dat kan resulteren in één of meer vissen die regelmatig met vrij forse wonden rondzwemmen. Hoe zielig ook, zet de meest verjaagde/gebeten Tropheus nooit apart. Het is de vis onderaan in de rangorde, en zodra die weg is, is de volgende onderaan in de rangorde aan de beurt. Zolang de laagste in rangorde eet, en dat kan met bloedende wonden en halve vinnen zijn, is het goed niet in te grijpen. Die vis kan dus zeer waardevol zijn, als het gaat om de gezondheid van de overige vissen. Nog een argument om de vis niet apart te zetten om bij te laten komen: wanneer de vis opnieuw wordt geïntroduceerd in de groep, wordt deze vis als vreemde gezien en nagejaagd tot de dood erop volgt. Klik hier voor een foto van een zwaar gehavende Tropheus duboisi-vrouw. Waarschuwing: dit is een zeer onprettig gezicht!
Voeding
In het kort:
– spirulina vlokken
– eventueel ontdooide Cyclops
– niets anders (!)
– nooit pellets/korrels
– meerdere malen per dag voeren
– pas op voor teveel voeren
Tropheussen eten Aufwuchs. Met dit begrip wordt ruwweg bedoeld: “wat er op groeit”. Aufwuchs bestaat uit algen die op stenen en rotsen groeien, en alles wat daartussen leeft. In de ondiepere waterlagen bestaat deze Aufwuchs voornamelijk uit groene algen, wat dieper bestaat deze laag voor een groter deel uit bruine algen of roodwieren. Ook zal er op grotere diepte meer organisch materiaal tussen de algen ophopen (detritus). Dit is dan ook de reden dat we veruit de meeste Tropheus-soorten in de ondiepere waterlagen van het meer kunnen vinden.
Om dit voedsel, dat kleine diertjes, algen, zand en organisch afval bevat, te kunnen verteren, zijn Tropheussen uitgerust met een relatief lang darmkanaal. Dat is dan ook de reden dat deze dieren erg gevoelig zijn voor spijsverteringsstoornissen. Nauwkeurig voeren is dan ook van levensbelang!
Voor zover bekend zijn er maar weinig voeders die altijd goed voldaan hebben. Met name eiwitrijke dieën kunnen snel tot problemen leiden. Deze problemen moeten niet onderschat worden: één keer het verkeerde voer verstrekken kan binnen 24 uur leiden tot verlies van het complete visbestand. Ook het verstrekken van veel voer ineens, is ronduit gevaarlijk. Aquarianen die af en toe toch eens wat muggenlarven willen voeren, of bij afwezigheid van ander voer een “standaard” vlok verstrekken, kunnen deze vissen beter niet houden.
De minste problemen lijken voor te komen indien er uitsluitend met Spirulina-vlokken wordt gevoerd. Eventueel, in kleine hoeveelheden, ontdooide diepvries-cyclops. Onder Tropheus-houders zijn O.S.I. Spirulina Flakes veruit het meest populair. Deze vlokken bestaan voor een redelijk aandeel uit eiwitten, en daarnaast uit de mariene alg Spirulina. Fabrikant O.S.I. kan zelfs niet aangeven waarom door Tropheus een niet gering eiwitpercentage in de vlokken goed verdragen wordt. Mogelijk zijn de tegelijk opgenomen Spirulina-algen verantwoordelijk voor het tegengaan van spijsverteringsproblemen.
Tropheussen “grazen” langeren perioden op een dag de rotsen in de omgeving af. Ze zijn dus langere tijd continu voedsel aan het opnemen. Het gevolg hiervan is, dat het spijsverteringskanaal van deze vissen, niet goed tegen het aanbieden van veel voer ineens kan. Gepelletteerd voer komt altijd in te grote “brokjes” ineens: zwelling van de korrels kan darmproblemen veroorzaken. Voer dus altijd vlokken. Meerdere malen per dag voeren is dus het advies. Aan de buik van de vissen kan worden afgelezen of de hoeveelheid verstrekt voer voldoende is: als de buik recht is, of een zeer lichte holling vertoont, is er weinig aan de hand. Hebben alle vissen een licht bolle buik, dan hebben de dieren al de neiging te vervetten. “Honger” is een slechte maat voor de hoeveelheid te verstrekken voeding: een Tropheus heeft altijd honger! Trap daar dus niet in.
In het wild zijn de Tropheussen lange delen van de dag bezig met het met hun scherpe tandjes (foto) afgrazen van de alglaag op de rotsen.
De voedingseisen hebben als consequentie dat een aantal andere vissoorten moeilijk te combineren is met Tropheus. Ook het gedrag van Tropheus is niet voor elke vis acceptabel.
Gezelschap
Lang niet alle soorten Tanganyika-cichliden zijn met een groep Tropheus te combineren. Dat heeft voornamelijk 2 redenen:
1) het gedrag van een groep Tropheus is druk en zal daarom het aquarium domineren
2) strikte vleeseters zullen niet aan hun trekken komen of slecht functioneren op plantaardig voer
Geschikt voor bij Tropheus zijn:
– Alle soorten Julidochromis
– Alle soorten Chalinochromis (deze niet combineren met Julidochromis)
– Alle soorten Telmatochromis
– Eretmodus, Spathodus of Tanganicodus (deze niet onderling mixen)
– Petrochromis of Simochromis (zeer ruim aquarium vereist)
Met de nodige kunde en voedertruuks in acht nemend ook:
– Cyprichromis sp ‘Jumbo’ variëteiten, evt andere Cyprichromis; ook hier niet mixen: kies 1 soort.
– Alle soorten Synodontis, mits uit het Tanganyikameer; S. lucipinnis is het meest geschikt, aangezien deze soort goed gedijt op een vrij ‘groen’ dieet
– Astatotilapia burtoni, de Tanganyika variant
– Triglachromis otostigma
– Neolamprologus leleupi of N. cylindricus
– N. tretocephalus of N. sexfasciatus