dit artikel is deel 2 uit een serie van 6, geschreven door Erwin van Agtmael foto’s zijn van Bart Jansen, tenzij anders vermeld.
Het Tanganjikameer, waar het geslacht Tropheus endemisch voorkomt hoeft niet nader voorgesteld te worden. Het meer is in detail beschreven door vele bekende auteurs, ook in verband met andere cichlidengeslachten en van de visfauna in het algemeen. Daarom worden hier alleen de aspecten behandeld die van nut kunnen zijn bij het dagelijks verplegen van de Tropheusen en voor het fokken van zijn nakomelingen.
De kusten van het Tanganjikameer kan men onderverdelen in verschillende zones namelijk: rotskusten, zandkusten, overgangszones en moerasgebieden. Wij zullen hier alleen de rotskusten bespreken vermits de Tropheus volledig gebonden is aan rotsgebieden en zich bijna nooit over langere afstanden in andere biotopen beweegt of in elk geval nooit lang. Het speciale gebit van de Tropheus is hier een natuurlijke verklaring voor. Dit is zoals we vroeger reeds gezien hebben volkomen aangepast voor het afgrazen van de algen en de Tropheus is dus wel verplicht daar te blijven waar hij zijn voedsel, dus algen vindt en deze groeien op rotsen in relatief ondiep water bij de kust. Hoe ondieper het water hoe meer algen ten gevolge van de zonnestralen in de bovenste waterlagen en ook min of meer grotere “ontvankelijkheid” van de rotsen voor de algengroei speelt een rol.
Het Tanganjikameer wordt door vier landen begrensd. In het noordoosten door Burundi, het ganse westen door de Democratische Republiek Congo (voorheen Zaïre), het zuiden door Zambia, en ongeveer 500 km van de oostkust is Tanzania. Het meer heeft een oppervlakte van 34.000 km2. (België = 30.500 km2) Het meer heeft een lengte van ongeveer 650 km, is op de breedste plaats 80 km breed en heeft een maximale diepte van 1470 m. De watertemperatuur komt het ganse jaar door nooit onder de 24°C en de pH varieert tussen de 8,8 en de 9,3. De zichtbaarheid doorheen het water is ongeveer 15 m in optimale wind- en weersomstandigheden. In de bloeiperiode van de algen vermindert de zichtbaarheid al snel tot enkele meters. Bij de riviermondingen komt er ook slib en andere rommel in het meer en dit vermindert ook de zichtbaarheid ter plaatse.

Tropheus houdt zich altijd op bij de rotsen waar het water meestal, omdat er geen bodemslib ligt, zeer helder is. Hiernaar moeten wij dan ook streven in onze aquaria. In 1975 bezocht een Noors aquariumliefhebber het meer in Tanzania en bij die gelegenheid bezocht hij het vangststation van Pierre Brichard in Burundi in het noordoostelijk deel van het meer waar hij enkele waterontledingen uitvoerde waarvan de resultaten de volgende waren:
Wateranalyse Tanganjikameer op 27/02/1975:
– pH: 8.9
– DH (tot hardheid): 10.6
– Geleidend vermogen microsiemens: 590
– Calcium: 8.5 mg/l
– Magnesium: 41.0 mg/l
– Natrium: 62.0 mg/l
– Kalium: 24.0 mg/l
– Koper: < 0.2 mg/l
– Mangaan: < 0.1 mg/l
– Zink: < 0.05 mg/l
– IJzer: < 0.2 mg/l
– Chloride: 23.0 mg/l
– Sulfaat: < 1.0 mg/l
– Fosfaat: ca 2.0 mg/l
– Jodide, Bromide: 1.0 mg/l
– Carbonaat: 250.0 mg/l
– Gloeirest: 405.0 mg/l
De temperatuur van het oppervlaktewater ligt het hele jaar door tussen 24°C en 27.5°C met een dagelijkse variatie van 0.5 tot 1°C. Dit geringe verschil in temperatuur tussen het oppervlaktewater en bodemwater belet de vermenging van het zuurstofrijke oppervlaktewater met het zuurstofloze bodemwater, want er kunnen geen convectiestromingen optreden. Ten gevolge hiervan ligt het zuurstofrijke water als een kussen op het bodemwater. Wie iets van waterchemie kent en ook de eisen kent waaronder Tropheusen moeten gehouden worden weet dus nu dat er geen problemen (op waterchemisch gebied) kunnen zijn om deze vissen te verzorgen.

Ook het kopiëren van de rotskust zou ook geen probleem mogen geven. Het bekijken van de veelvuldige onderwaterfoto’s moet toch genoeg inspiratie geven. Voor het rotsbiotoop kan men ronde keien, ter grootte van een hand of groter gebruiken. De stenen hebben liefst een glad oppervlak want ook in het biotoop is dit zo. Hoe dichter men bij de kust komt hoe meer de stenen en de rotsen gladgeslepen zijn van het ondiepe water.
In de natuur zorgt de constant sterke zonneschijn op de oppervlakte van de bovenste rotsen voor een maximale begroeiing met algen. Door de moderne aquariaan wordt de zon vervangen of nagebootst door lampen, zelfs de lengte van de dag kan men zelf bepalen door middel van een eenvoudige tijdklok. Door de sterkte en de kleur van onze lampen juist te kiezen zijn we in staat onze Tropheus te voorzien van zijn natuurlijke voedsel algen. De vraag is wel of we in ons aquarium voldoende algen kunnen voortbrengen om als hoofdvoedsel te dienen voor onze dieren. Een juiste verhouding tussen het aantal dieren en de grootte van het aquarium zal er hier zeker voor zorgen dat de cichliden in flinke conditie te houden zijn uitsluitend met de algen als voeding.

Om even terug te komen op de waterchemie kan vermeld worden dat op veel plaatsen het gewone leidingwater zeer goed geschikt is voor de cichliden uit het Tanganjikameer en men moet zich dus het hoofd niet breken over de waterhuishouding op chemisch vlak. Liefhebbers die minder geluk hebben met hun “kraantjeswater” kunnen per 1000 liter water 400 à 450 gram kalk en 20 gram keukenzout toevoegen en daarna de pH-waarde van het water bijsturen met soda tot 8-8,5. Dr. Wolfgang Wickler die Tropheus meer dan 10 jaar bestudeerde wendde dit recept aan in zijn onderzoekaquaria. In de handel vindt de aquariaan verder up-to-date instrumenten en chemicaliën waarmee hij zijn aquariumwater kan controleren en aanpassen en dit met grote nauwkeurigheid.
Met betrekking tot het voeden met zelf gekweekte algen wordt door velen aan het goede resultaat getwijfeld maar een proef door mijzelf uitgevoerd op volwassen Tropheus duboisi met geen ander voedsel als deze algen slaagde zeer goed. De proef slaagde zo goed dat een Tropheus duboisi wijfje na enkele maanden ging paren, eieren legde en de mondbroed periode volledig doormaakte. De Tropheus duboisi waren in een goede conditie. (mooi slank en bijzonder levendig). Minder goed was het gesteld met enkele anderen gesteld. Ze zaten in een ander aquarium en werden gevoederd met verschillende soorten voer. Ze waren molliger van uitzicht en niet zo vinnig in hun gedragingen. Ook waren ze minder geneigd tot paren en kuit te schieten als hun soortgenoten in het “natuurlijk” biotoop.
Een noodzakelijke voorwaarde voor de groei van de “juiste” groene algen is dat het water naast de juiste specificaties en de juiste zoutconcentratie ook een kristalklare helderheid heeft. Bij de minste troebelheid worden de algen niet zo mooi groen als de Tropheus verkiest. Dit laatste probleem kan opgelost worden door veelvuldig water verversen, door een goede filtering, en een combinatie van beiden. In het Tropheus biotoop komt de Tropheus bijna niet in aanraking met de grondlaag en die grondlaag is dus niet echt noodzakelijk in het aquarium. Toch kan ze maar weggelaten worden in “zuivere” Tropheus aquaria. Normaal wordt de Tropheus samen met andere cichliden uit het meer in één aquarium gezet en vele vissen hebben een natuurlijke afhankelijkheid van deze bodemlaag. Misschien beschouwen veel aquarianen de bodemlaag als een decoratief element omdat er in een specifiek voor Tropheus opgebouwd aquarium geen andere vorm van “versiering” voorkomt. (bv plantengroei).

In het Tanganjikameer komen er natuurlijk zoals in alle grote meren planten voor maar dan hoofdzakelijk op de zandbodem. Onder de meest gekende noemen we Myriophyllum, Nymphaea en Vallisneria maar die zien we helemaal niet in het Tropheus biotoop. Op het eerste zicht zou men denken dat een correct opgebouwd Tropheus aquarium er maar eentonig uitziet maar ondanks alles is dit niet het geval. De vele rotsstenen overgroeid met groene algen en met een groep algetende Tropheus vissen die hun uitzonderlijke levensgewoonte laten zien rond deze rotsen is vast en zeker één van de meest fascinerende belevenissen uit de aquariumwereld. Men ziet namelijk een biotoop zoals dit er echt uitziet in het Tanganjikameer. Dit moet toch wel één van de doelstellingen zijn van de aquariaan: een biotoop willen nabouwen en dit doen met succes. In de natuur leeft Tropheus voor ca. 80% van de algengroei. De overige 20% van zijn voeding bestaat uit copepoden en dergelijke die zich in de algenlaag bevinden. In gevangenschap kan de Tropheus zich aanpassen aan verschillende soorten voer. Wanneer men verschillende soorten (plantaardig) droogvoer te eten geeft en er altijd rekening mee houdt dat men te doen heeft met een algeneter, (planteneter en dus een lang darmkanaal) zal men kunnen genieten van zéér mooie vissen in het aquarium. Het besluit van dit hoofdstuk moet zijn dat men moet streven naar een zo dicht mogelijke benadering van de natuurlijke omstandigheden. Doet men dit, dan ontsnapt men aan veel problemen die men anders één voor één moet trachten op te lossen.