De eisen die deze vissen aan hun omgeving stellen zijn niet bijzonder, maar de eisen die er zijn dienen wel opgevolgd te worden. Een ‘het-zal-wel-meevallen-houding’ levert vaak een teleurstelling op. Allereerst is er de waterkwaliteit: indien je al langer een aquarium hebt, zal hiermee ervaring zijn opgedaan. Het verdient dan ook de voorkeur om de Tanganyika-bak niet het eerste aquarium te laten zijn waarmee je begint. Daarnaast vertonen cichliden een voor vissen hoog ontwikkeld gedrag. Daarmee moet echt rekening worden gehouden. De wilde verhalen die over cichliden de ronde doen (plantenslopers, moordenaars), komen vrijwel allemaal van aquarianen die cichliden hebben geplaatst in een aquarium dat niet was ingericht naar behoefte van de vissen, al dan niet gecombineerd met verkeerd gezelschap.
Voor de beginner is het aan te raden van start te gaan met cichliden die toleranter zijn voor minder ideale leefomstandigheden en aquariumgenoten. Hierbij moeten we denken aan bijvoorbeeld Neolamprologus brevis, “Lamprologus” multifasciatus of similis. Ook de kleinere Telmatochromis en Julidochromis-soorten zijn vaak prima te houden. Wanneer er wat meer ruimte voorhanden is, kan een schooltje (Para)Cyprichromis ook veel plezier geven. Het is ook goed vissen te nemen die voortkomen uit nakweek: deze zijn opgegroeid onder aquariumomstandigheden en gewend aan aquariumvoer. Ze zullen op dit gebied dan ook minder problemen opleveren dan wildvang-exemplaren, die vaak een stuk duurder zijn. Op het forum is een overzicht te vinden met een groot aantal combinaties voor verschillende aquarium-afmetingen.
In een klein aquarium komen de dieren die hierboven genoemd zijn goed tot hun recht. Met ‘klein’ wordt bedoeld: vanaf 100 liter. In een kleine bak mogen ook niet teveel soorten aanwezig zijn.
Het samen in één bak plaatsen van meerdere soorten gaat meestal prima: in een goed ingerichte bak zijn voldoende schuilplaatsen aanwezig en in het meer komen plaatselijk veel soorten en grote aantallen vissen op een klein oppervlak voor. Veel rivaliteit is dan ook te vinden binnen één soort, in plaats van tussen meerdere soorten.
Het belangrijkste waar op gelet moet worden, is dat bepaalde soorten hun bakgenoten niet als prooidier zien. Van C. frontosa is bijvoorbeeld bekend, dat ze nogal eens een vis (tot een derde van hun eigen lengte) naar binnen willen werken. Ook de Altolamprologussen zijn echte jagers, maar dan met name gespecialiseerd in kleine visjes.
Anders soorten kunnen weer niet goed met elkaars gedrag overweg. Zo zwemmen Tropheus continu druk rond, zitten achter elkaar aan en gaan tekeer tijdens het voeren. Het ligt voor de hand dat andere vissen hier de zenuwen van krijgen en zich ongewoon veel verschuilen of niet meer komen eten. Elke soort die in een bak terechtkomt, moet voldoende over worden nageslagen om problemen te voorkomen.
Het kopen van Tanganyika-cichliden kan bij verschillende winkels. Veel aquariumspeciaalzaken hebben een aparte cichliden-afdeling en er zijn zaken die alleen maar cichliden verkopen. Ook wordt er door kwekers regelmatig wat aangeboden. Voordat in een winkel iets gekocht wordt, en dan met name in dierenwinkels/tuincentra is het goed wat voorzorgsmaatregelen te nemen. Je wilt per slot van rekening liefst vis kopen bij een winkel waar ze er verstand van hebben en waar adviezen niet op omzet, maar op tevreden klanten gebaseerd zijn. Heb dus tevoren al een paar aan te schaffen soorten in gedachten en win hier informatie over in via liefhebbers, boeken en het internet. Kijk dan hoe ze er in de winkel bij zitten en vraag de verkoper wat over de dieren te vertellen. Bezoek ook meerdere winkels: cichliden kunnen vrij prijzig zijn en de verschillen in prijs kunnen meer dan 100% zijn.
Als planten kan men nemen wat er van nature in het meer voorkomt. In principe zien we deze planten maar sporadisch in het Tanganyikameer groeien, zodat deze niet in het aquarium aanwezig hoeven te zijn. In het meer groeit hoornblad en Valisneria spiralis. De laatste is niet de soort met de gedraaide blaadjes, wat de naam doet vermoeden. De naam komt van de bloeiwijze: de bloem groei aan een spiraalvormige steel richting oppervlak. Hoornblad uit de Nederlandse sloot wordt afgeraden vanwege de mogelijke insleep van ziektekiemen. In principe schijnt dit niet helemaal de juiste soort te zijn, maar het hoornblad uit het meer wordt in Nederland niet aangeboden.
Een andere plant die geschikt is voor het beplanten van een cichlidenbak is: Anubias.
De agressiviteit van cichliden is veelbesproken. Er zijn soorten die meer en minder territoriaal gedrag vertonen. In hoeverre dit resulteert in veel gevechten heeft meer met de grootte van de bak te maken en met het al dan niet later bijplaatsen van vissen, dan met de vis zelf. In de natuur zal een vis zelden de dood ingejaagd worden (plaats zat), wat in een aquarium nogal eens voorkomt. Agressie oplossen kan dan ook het best door in het begin alle dieren ineens te kopen, uitgestoten dieren te verwijderen en….niet overbevolken. Er wordt weleens gezegd dat je een cichlidenbak zo sterk moet overbevolken dat ze hun gedrag veranderen. Ik ben daar geen voorstander van: het is onnatuurlijk en het levert stress op. Je ziet dat de vissen dan ook een beetje letharisch in de bak ‘hangen’ en alleen bewegen als er gevoerd wordt. Wanneer je meer vissen wilt, moet je een grotere bak kopen.
Het geslachtelijk diformisme , zoals dat zo mooi heet, is bij een aantal soorten erg moeilijk, en bij ander weer eenvoudig. Zo blijft het vrouwtje bij een aantal soorten kleiner (bv. Altolamprologus compressiceps), krijgt het mannetje een bult op de kop (Cyphotilapia frontosa) of hebben de vrouwtjes weinig kleur in verhouding tot het mannetje (Cyprichromis leptosoma). Bij soorten waar man en vrouw vrijwel identiek van uiterlijk zijn (Tropheus), kan geprobeerd worden de geslachten te herkennen aan de grootte, plaats en vorm van de geslachtsopening. Dit is eigenlijk alleen te leren door ervaring en oefening samen met iemand die dit goed kan: doordat de vissen onderling nogal kunnen verschillen, is dit niet altijd eenvoudig.
Het doden van vissen.
Hoe vervelend ook, soms kan een vis beter uit zijn lijden verlost worden. Er gaan verschillende verhalen de ronde over de methoden daarvoor, hieronder wat wel en niet kan.
Voor de duidelijkheid: onderstaande tekst is géén mening. Er circuleert over het internet door een dierenarts onderschreven tekst. Daarin lijkt het onderdompelen in kokend water een goede methode te zijn. Dat is NIET juist. De dierenarts gaf aan dat dat om een misverstand ging. Onderstaande informatie is deels van dierenarts Peter Werkman overgenomen. Er zijn meer dodingsmethoden, maar deze zijn niet vermeld om e.e.a. praktisch, relatief veilig en goedkoop (hooguit een paar euro) te houden.
Methoden
Verkeerde dodingsmethoden:
– onderdompelen in heet water
– in een bakje water in de koelkast of vriezer plaatsen
– door het toilet spoelen
– vergiftigen met ammoniak of CO2
– alle andere methoden met een prachtige uitleg
Juiste dodingsmethoden:
– toedienen overdosis verdovingsmiddel
– met een harde klap doodslaan, hard tegen een hard oppervlak gooien
Voor de zekerheid ná de klap of verdoving:
– achter de kop doorsnijden van de wervelkolom
– invriezen
Verdovingsmiddel
Onderstaande middelen worden gebruikt om vissen te verdoven. Een overdosis van zo’n middel kan ervoor zorgen dat een vis niet meer uit zijn verdoving ontwaakt.
– kruidnagelolie (eugenol)
– benzocaïne
– 2-phenoxy-ethanol
Deze stoffen zijn bij de apotheek te koop, er kunnen zoet- en zout-, warm- en koud-watervissen mee verdoofd/ge-euthanaseerd worden.
Dosering: – kruidnagelolie: doe 0,5 ml. kruidnagelolie in een liter aquariumwater en los dit goed op. Doe de vis(sen) in het water: binnen enkele minuten zijn ze dood.
– benzocaïne: los 5 gram benzocaïne op in 25 ml. aceton. Vraag eventueel aan de apotheker dit voor je te doen. Voeg van deze oplossing 2 ml. bij 1 liter aquariumwater in een bakje en doe de vis(sen) erin. Binnen enkele minuten zijn de vissen dood.
– los 5 ml. 2-phenoxy-ethanol op in 1 liter aquariumwater. Meng goed, tot de vloeistof is opgelost. Doe de vis(sen) in het water: binnen enkele minuten zijn ze dood.
Kruidnagelolie en 2-phenoxy-ethanol zijn olie-achtige stoffen die niet goed oplossen. Dit gaat makkelijker door de bestanddelen in een afgesloten fles goed door elkaar te schudden.
Laat de vis(sen) voldoende lang in de verdovingsvloeistof, dit om zeker te zijn dat de dood is ingetreden. Dode vissen bewegen niet en reageren niet op aantikken of aanraking. De kieuwdeksels bewegen niet, de vissen gaan ondersteboven, scheef of op hun zij drijven. Ze zakken naar de bodem en kunnen in een later stadium gaan drijven.
Als je bang bent dat de vissen nog kunnen bijkomen, kan het zekere voor het onzekere worden genomen en kan de vis worden ingevroren.
Voor zover ik heb begrepen behoren de genoemde stoffen niet tot gevaarlijke stoffen en kunnen ze verdund met water door de gootsteen gespoeld worden.