Synodontis sp. polli White Zambia

tekst: Bart Jansen

Het Tanganyikameer huist een grote verscheidenheid aan Synodontissoorten. Een aantal soorten lijkt min of meer op elkaar, hoewel gedrag en afmetingen vaak meer uiteenlopen dan kleur en aftekening. Vanwege de sterke onderlinge gelijkenissen zijn nog niet alle Syno’s beschreven. Dat is ook het geval met de “polli-gelijkende” Synodontis die voor de kust van Zambia gevangen wordt. Deze soort wordt ongeveer 9 cm. groot en heeft een gedrongen lichaamsbouw. Ze functioneren het best in een groep vanaf 5 exemplaren; ze laten zich dan vaak zien. De voorste rugvinstraal van deze soort is zwart. De achterste rand van de vinnen heeft een witte zoom. De grondkleur van het lichaam is beige. Daarop is een onregelmatig patroon van ronde stippen die vaak overlopen in elkaar. Bijzonder van de Synodontis sp. polli White Zambia (ook wel “PWZ” genoemd) is dat de aftekeningen helder zijn, ook op latere leeftijd. Toch zien we bij jonge dieren een meer contrastrijke tekening, minder vlekken die bovendien in elkaar overlopen. Op de foto geheel onderaan zien we 2 oudere dieren. Eenzelfde fenomeen zien we bij Synodontis lucipinnis. Het is een gemakkelijke kostganger: alle voeders worden gewaardeerd. Een blaadje geblancheerde spinazie op zijn tijd is een traktatie voor deze vis, die een deels groen dieet op prijs stelt.

De kweek gelijkt sterk op die van Synodontis lucipinnis. Met name na een waterwisseling zwemmen de mannelijke dieren druk achter de vrouwtjes aan. Op de foto bovenaan staan een mannelijk (onder) en een vrouwelijk dier afgebeeld. De eieren worden in meerdere etappes afgezet. Vaak zetten meerdere vrouwtjes tegelijk af. Als ze de kans krijgen, zullen ze de eitjes snel weer opeten. Het aantal eitjes van een legsel kan verschillen van 100 tot wel 500 eitjes. Na 2 dagen zijn de eitjes voorzien van een staartje en beweegt het eitje al rond. Zodra de dooierzak is verdwenen kan er gevoerd worden. Artemia-naupliën worden goed gegeten, alsook zeer fijn stofvoer. Het zijn langzame groeiers, en zeker de kleinste jongen zijn erg gevoelig voor een minder dan optimale waterkwaliteit.

Zoals veel meervallen, stellen ook deze vissen rotsformaties als schuilplaatsen op prijs. Indien ze in groepsvorm gehouden worden, zullen ze zich vaak laten zien. Soms vertonen ze poetsgedrag naar andere vissen toe: er zijn waarnemingen dat een grotere cichlide een schuine lichaamspositie aannam, waarna een Synodontis sp. polli White Zambia de flanken voorzichtig “afgraasde”. Dit gedrag is ook bij andere Synodontissen waargenomen. Ze zijn overgevoelig voor methyleenblauw en malachietgroen (stoffen die in veel standaard middelen tegen infecties zitten, en in middelen tegen witte stip).