Mastacembelus tanganicae

Tekst: Riny Gieltjes

Algemeen
Mastacembelus tanganicae heette tot 2005 Caecomastacembelus, tot bij onderzoek bleek dat de gehanteerde aparte benamingen voor de Afrikaanse stekelalen niet voldoende morfologische basis kenden. 

Mastacembelus tanganicae behoort tot de kleine stekelalen, met een maximale grootte van 20cm. Deze soort heeft van de kleine stekelalen de allermooiste tekening. Ze graven zich niet in het zand in, zoals Mastacembelus ellipsifer doet. Ze graven wel zand weg tussen de stenen waardoor er als het ware tunneltjes gecreëerd worden. Een gedeelte van de dag liggen ze dan ook verscholen en in de loop van de dag, wanneer het licht nog aan is, laten ze zich steeds vaker zien. Ze kunnen alleen, met z’n tweëen en in groepen gehouden worden. Er is namelijk nauwelijks onderlinge agressie waar te nemen. Bij mij hebben 2 exemplaren in een meterbak gezeten en dat ging prima.

Deze soort is een zeer kieskeurige eter, en sterft liever dan dan dat hij gaan wennen aan voer waarin geen interesse is. Toen deze twee volwassen alen bij mij arriveerden waren ze gewend aan een dieet van twee maal per week een regenworm. In de gewenningsperiode heb ik het menu niet gewijzigd, maar na een tijdje ben ik gaan proberen ze garnalen met de hand te voeren. Garnalen vormen nu ook een geaccepteerd voer. In een later stadium werden de garnalen ook opgepikt van de bodem. Met de hand bijvoeren is noodzakelijk bij deze alen, zeker wanneer ze worden gehouden met andere rovers.

Kweek
Over de kweek is helaas weinig bekend.

Bijzonderheden
Deze alen zijn makkelijk handtam te krijgen en zijn een mooie aanvulling op een tanganyika bestand. Een combinatie met agressieve holenbroeders is af te raden, daar vindt ik deze alen te kwetsbaar voor. Qua inrichting moet ervoor gezorgd worden dat er voldoende bodemholen aanwezig zijn.