Kweek Synodontis lucipinnis

door Bart Jansen

Een klein aantal jaren geleden was de kweek van Synodontis lucipinnis, voorheen S. petricola “dwarf”, nog in nevelen gehuld. Er deden verschillende verhalen de ronde, en veelal werd aangenomen dat, naar analogie met Synodontis multipunctatus, deze kleine meerval ook een koekoeksmeerval zou zijn. Wat betreft het begrip koekoeksmeerval waren er bij S. lucipinnis meerdere lezingen.

De eerste was dat ze, net als S. multipunctatus, de eitjes bij parende muilbroedende cichliden zouden deponeren. Deze eitjes moesten dan door de muilbroedervrouw opgenomen worden. In de bek zouden de eitjes eerder uitkomen dan de cichlideneitjes, waarna de jonge meervallen zich zouden voeden met eitjes en larven van de cichlide. Dit gedrag is bij S. lucipinnis echter nooit waargenomen; er is in ieder geval geen bewijs van in de vorm van fotografisch materiaal o.i.d.. Mogelijk berust het misverstand op de gelijkenis tussen beide meervallen. 

De tweede lezing was dat S. lucipinnis een koekoeksmeerval was, maar dat ze de eitjes niet bij een muilbroeder zouden deponeren, maar bij een holenbroeder. Bijvoorbeeld in een grote schelp waarin een koppel Altolamprologus calvus juist eitjes had afgezet. Er waren berichten dat er jonge S. lucipinnis in schelpen en holen te vinden waren, waar ook holenbroeders zaten.

De laatste versie kan ik met mijn eigen ervaringen niet ontkrachten, alhoewel ik nooit een legsel van S. lucipinnis zag dat bij of tussen dat van een holenbroeder gedeponeerd werd. Mijn waarnemingen zijn dat deze Synodontissen hun eitjes in een holte vrij rondstrooien met wel honderden tegelijk. De eitjes die in nauwe spleten en moeilijk bereikbare plekken terechtkomen worden niet door de ouders (of andere vissen) opgegeten. Zodra de eitjes uitkomen, proberen de larfjes zich zo diep mogelijk in nauwe spleten te verplaatsen. Daar blijven ze tot de dooierzak volledig is opgeteerd.

Mijn kweekpoging begon toen ik een tijdje geleden een koppel volwassen S. lucipinnis kreeg van een kweker die met een ander kweekstel al een zeer groot aantal jongen had weten te produceren over een periode van meerdere jaren. Zijn wildvangkoppel zorgde voor grote legsels, tot 1000 eitjes per keer. De boodschap bij de vissen die ik kreeg was dat ik maar mee moest gaan kweken, maar dat het me niet zou lukken. Meer motivatie had ik niet nodig. 

Verschillende internetsites zijn toen afgestruind op zoek naar informatie. Kwekers hulden hun succesmethoden in nevelen. Uiteindelijk kwam ik op een internetsite terecht waarin de zgn. bloempot-methode werd beschreven: een omgekeerde bloempot (met ruim gat) en een handvol knikkers op de bodem daarvan zou een mooi afzet-hol vormen, en de eitjes die tussen de knikkers vielen konden niet door de ouders worden opgegeten. Zo wilde ik het gaan proberen, dus nam ik een (kunststof) bloempot waarin ik een gat boorde. In de bloempot werd een klein bloempotje met knikkers geplaatst (zie tekening). Die bloempot heb ik in mijn aquarium geplaatst. Ik heb bewust geen kweekbak ingericht, omdat ik de vissen niet uit de omgeving wilde halen waar ze zo goed functioneerden. Als gezelschap heb ik gedurende meerdere kweken verschillende vissoorten bij de S. lucipinnis gehad. Hiertoe behoorde Tropheussoorten, Xenotilapia, Eretmodus, Lophiobagrus en nog 4 S. lucipinnis die op dat moment nog niet geslachtsrijp waren. De Synodontissen hebben zich weinig van de andere soorten aangetrokken. Ook hebben de Synodontissen succesvol afgezet zonder dat er andere geslachtsrijpe of sexueel actieve vissoorten aanwezig waren. Waarmee ik wil aangeven dat het toevoegen van vissen die sexueel actief zijn niet of niet per definitie een hormonale of gedrachtsmatige “trigger” zouden zijn voor de Synodontissen om zich voort te planten. Door de soorten die het dieet bepaalden hebben alle vissen geleefd op een dieet van spirulina-vlokken., en af en toe een klein beetje ontdooide cyclops. 

Chronologisch overzicht van de kweek met S. lucipinnis.

Dag 0
Elke dag de bloempot gecontroleerd, de lucipinnis’s bleven in- en uitzwemmen. Nadat het mannetje het vrouwtje (met dikke buik) een avond door de bak heeft achtervolgd, blijkt het bij de controle van de volgende middag raak te zijn geweest: er zijn eitjes afgezet! Na uitnemen van de bloempot heb ik de eitjes “geoogst”. Ze bleken soms aan elkaar en soms aan de knikker vastgekleefd te zijn, maar met een klein beetje waterstroming lieten ze eenvoudig los. Daarna was er geen kleefkracht meer. De eitjes heb ik over naar een bakje waarin water uit het oorspronkelijke aquarium zat. Beschimmelde eitjes heb ik met een pipet afgezogen. In het bakje heb ik ene luchtsteentje geplaatst zodat het water goed kan circuleren.

Dag 1
Omgerekend naar het vermoedelijke moment van afzetten zijn de eitjes na 36-48 uur uitgekomen. Nu is ook duidelijk dat het koekoeksgedrag zoals een S. multipunctatus vertoont een onwaarschijnlijke manier van voortplanten is voor deze vissen: de eitjes zijn vele malen kleiner dan de eitjes van de meeste muilbroeders. Grote kans dat een muilbroedend vrouwtje de meerval-eitjes als “niet-eigen” herkent en ze doorslikt. In totaal heb ik ongeveer 100 larfjes geteld, op een in verhouding grote dooierzak. Ze bewegen alle rchtingen op door het gehele bakje heen. De meesten zoeken een hoekje of kiertje op. 
In het totaal (dag 0 en dag 1 bij elkaar opgeteld) heb ik zo’n 40% wit geworden eitjes verwijderd. Dit zijn gestorven embryo’s en/of onbevruchte eitjes. Als deze blijven liggen gaan ze schimmelen en kunnen ze mogelijk de tere jonge larfjes ziek maken. Verder zijn er een paar slakjes aan het bakje met jonge Synodontissen toegevoegd om dode jongen en evt. voedselresten op de ruimen. De lengte van het jong op de foto is ongeveer 2,5 mm. Om voldoende (levend) voer te hebben zodra de dooierzakjes leeg zijn, heb ik een artemiakweek opgezet.

Dag 2
Er is niet veel aan situatie veranderd, er is nog voldoende voedselvoorraad in de dooierzakjes. Ik heb nog 20% water ververst, de bedoeling is dit dagelijks te doen. voor de verdere duur van de kweek.

Dag 5
Het is nu 4 dagen na het uitkomen van de eitjes, en de meeste dooierzakjes lijken opgeteerd (foto rechts). De artemiakweek heeft al heel wat naupliën opgeleverd, maar bij het voeren is er weinig interesse voor. Zouden er nog wat dooierzakmateriaal in de buikholte zitten waar ze op teren? De jonge lucipinnis’s zwemmen nu snel en kriskras door elkaar het hele bakje door.

Dag 9
Op de bodem van het bakje zijn geen dode artemia-naupliën te zien, en de jongen lijken iets kleur in hun buikje te hebben. Het lijkt er dus op of ze de levende artemia niet goed te pakken kunnen krijgen en dat ze ze later, als de artemia’s wat minder mobiel zijn door het zoete water, alsnog opeten. Ik voer ze nu ook bij met een fijn stofvoer. De jonge lucipinnis’s eten goed daarvan, hun buikjes worden er duidelijk oranje van. Op de foto een jong van 8 dagen, de voelsprieten op de kop zijn nu zichtbaar.

Dag 15
De jonge lucipinnis’s eten en groeien nu bijna allemaal goed, Ik heb een paar duidelijk kleinere en magere larfjes verwijderd. Het lijkt erop dat ze sinds hun dooierzak opgeteerd was nooit meer gegeten hebben. Ik schat dat er nu ruim 70 jongen zijn overgebleven. Op de foto rechts een jong van 14 dagen oud. 

Dag 37
De jonge lucipinnis’s hebben sinds ruim een week een eigen (deel van) een bak; ze hebben nu zo’n 50 liter zwemwater tot hun beschikking. Dit was een beetje een uit nood geboren plan omdat ik met vakantie ging was meerdere malen per dag voeren en water verversen niet mogelijk. Ze lijken de periode redelijk goed te hebben doorstaan. Tellen is echter nu erg lastig. Ze zijn een stukje gegroeid en de pigmentatie is ook al duidelijker. Fotograferen is echter een stuk moeilijker geworden. Verder heb ik een eenvoudige methode om heel fijn droogvoer te maken, geschikt voor heel kleine bekkies. Zonder grotere stukken, zodat er niets over hoeft te blijven. Neem een vijzel of iets dergelijks (goedkope stenen vijzel koop je bij de Toko), en maal droogvoeder(s) die je wil gebruiken fijn. Schud daarna het fijngemalen voer door verschillende maten artemiazeefjes en je hebt voer op korrelgrootte gesorteerd. Dit is, denk ik, vooral handig om jongbroed langzaam te laten wennen aan ander voer. Ik heb nog geprobeerd een kweek micro-aaltjes op te zetten. Hier ga ik echter niet mee verder. Ik heb geen kweekkamer of -schuurtje waar zo’n kweekje naar hartelust kan stinken, dus dat was nadeel 1. Verder heb ik te weinig piepkleine vis om voor te blijven kweken. Tot slot bleek mijn immer hongerige Labrador WEL erg gecharmeerd te zijn van de geur: hij heeft de pot tot en met het laatste micro-aaltje leeggelikt.

Dag 37; Zij-aanzicht
Dag 37; Boven-aanzicht

Dag 45
Het zwemmen ziet er nu wat georganiseerder uit: Voorheen zwommen de jongen continu kriskras door het bakje heen, maar de meeste jongen zwemmen nu met hun buik tegen de zijwand van de bak, met de kop tegen de stroming in. Verder krijgen ze steeds meer kleur: de bruine vlekken zijn nu ook op de staart zichtbaar en ze breiden zich uit.

Dag 52
Nu de jongen in een grotere bak zitten is het fotograferen een stuk lastiger geworden. Met hun drukke gedrag lukt het niet ze mooi in beeld te krijgen. Ten einde raad maar een enkele jonge lucipinnis uitgevongen om op die wijze een foto te maken. Op de foto een jong van 51 dagen oud. De lengte is 15 mm. De pigmentatie is nu goed te zien, ook is de eerste aanzet zichtbaar van de eerste witte vinstralen die zo kenmerken voor S. lucipinnis aan rug- en borstvinnen zitten. De ouders hebben inmiddels een volgend legsel geproduceerd.

Dag 61
Om de ontwikkeling van de jonge lucipinnis’s goed bij te houden heb ik op dag 60 weer een foto gemaakt. Je kan nu goed de verschillen zien die ontstaan zijn. Het grotere visje op de voorgrond heeft ook al flink pigment op de kop en in de staart, terwijl het jong rechts (vooraanzicht) nog meer de kleur en tekening heeft van de foto op 51 dagen. Ik schat dat er nu zo’n 50 over zijn. Maar de beste ouders hebben niet stilgezeten: er zijn weer iets van 100 kleintjes bijgekomen. Maar die zijn nog zoals op de allereerste foto. Ze groeien sneller dan ik dacht. Of beter gezegd: ze zien er sneller uit als mini-lucipinnis’s dan ik dacht, want lang zijn ze nog niet.

Dag 99
Bij de meeste jonge lucipinnis’s (ze zijn nu 98 dagen oud) zijn de grote bruine vlekken uitgebreid over het gehele lichaam, waarna ze wat verbleekt zijn. Het bekende stippenpatroon is nu tevoorschijn gekomen. Ter hoogte van de vetvin zit bij de meeste jongen nog steeds een lichtgekleurde vlek (of liever: is geen pigment gevormd). Deze lichte delen kunnen nog lang zichtbaar zijn, maar ze verdwijnen meestal in de loop van enkele maanden.
Ze zijn nu ongeveer 25 mm. groot. Aan de dikke volgevreten buik is te zien dat ze op deze leeftijd nog steeds een enorme hoeveelheid voer naar binnen kunnen werken.  

Dag 100 en daarna…
Na deze 100 dagen is er nog weinig spectaculairs op te merken. De jongen blijven langzaam groeien, en op een leeftijd van ongeveer een half jaar lijkt de groei even stil te staan. Ze eten dan ook niet zo veel meer dat hun buikjes er duidelijk dik uitzien. Intussen blijven de ouders volop eitjes produceren en groeien de volgende lichtingen goed op. Ik laat ze nu in kleine gaasbakjes in de bak waar ze geboren zijn drijven. Dat scheelt een hoop werk met water verversen; het risico dat er nu iets misgaat door teruglopende waterkwaliteit is sterk verminderd. Ook heb ik het idee dat de jongen wat sneller groeien in deze bakjes. De lucipinnis’s eten zo’n beetje alles, maar een bepaald aandeel groenvoer stellen ze op prijs.