De Latijnse naam doet al vermoeden dat er iets met de bek van deze vis aan de hand is: het Latijnse ‘maxilla’ betekent in het Nederlands ‘kaak’. De bovenkaak is fors en steekt duidelijk uit. De bek wordt dan ook gebruikt om kleine organismen vanaf het bodemoppervlak op te ‘zuigen’. Ze kunnen tot 23 cm. groot worden, de vrouwtjes blijven een paar cm. kleiner. Volwassen exemplaren hebben sierlijke lange vinpunten. Omdat de vis mooie kleuren heeft, een bijzonder uiterlijk en zich rustig gedraagt wordt deze vis steeds populairder. Toch is het aanbod van deze bijzondere vis niet erg ruim. Ze worden weinig gevangen in het Tanganyikameer, en als ze gevangen worden moeten ze een decompressietijd ondergaan omdat ze grote diepte leven. Dat maakt de prijs van deze dieren hoog.
Het zijn biparentale muilbroeders die rond de 50 eieren afzetten. De moeder begint met de broedzorg, en vervolgens bewaren ze de jongen om de beurt. Na ongeveer 5 dagen komen de eitjes uit, en na 2 weken mogen de jongen voor het eerst “naar buiten”. Na een aantal dagen worden de jongen steeds minder in de bek genomen.
Het zijn zeer rustige vissen, die hun voedsel behoedzaam van de bodem “opzuigen”. Ze moeten de kans krijgen op een dergelijke manier hun voedsel op te nemen en komen het best tot hun recht in een ruime bak met rustige medebewoners. Hierbij kan gedacht worden aan Cyphotilapia frontosa indien er een zeer ruim onderkomen voorhanden is. In de hogere waterlagen zou een groep Benthochromis tricoti of Paracyprichromis nigripinnis / brieni goed passen.