De Cyphotilapia

Aquarium Art Landman

Door Laurette de Nijs

Inleiding

Als men op het internet de naam “Frontosa” ingeeft in een zoekmachine, komt u veel informatie tegen. Meestal beperkt zich dit tot een kleine bron van informatie. Wat u zult vinden, is dat dit een vis is die een forse maat kan behalen en dus een groot aquarium nodig heeft. Ook zult u lezen dat deze vissen in het Tanganyikameer leven en dus een inrichting vereisen van zand en stenen.

In dit artikel wil ik proberen om de wat minder besproken onderwerpen aan te kaarten en hier wat dieper op in te gaan. Ik zal wat meer over de naam vertellen, de varianten de voortplanting en het geslachtsonderscheid, maar ook zal ik de juiste voeding en de leefomgeving behandelen.

De naam

De Cyphotilapia vierde in 2006 zijn 100ste verjaardag. De Cyphotilapia is een oude bekende. De Belg Georg Albert Boulenger (1858-1937) was de eerste die deze vis in 1906 omschreef. Boulenger gaf hem in die tijd de naam Paratilapa frontosa. In 1915 kreeg hij de naam Pelmatochromis frontosus. Deze naam behield hij tot Regan in 1920 de systematiek van de vissen opnieuw indeelde. Door hem kreeg de vis zijn huidige officiële naam Cyphotilapia.

In het jaar 2003 is er een nieuwe soort Cyphotilapia bijgekomen, genaamd Cyphotilapia gibberosa. Deze naam kreeg hij van de Japanse ichtyologen Takahashi en Nakaya. De Cyphotilapia-varianten die nu C. gibberosa heten, zijn geen nieuw ontdekte soorten maar waren voorheen bekend als zuidelijke varianten van C. frontosaC. gibberosa beperkt zich tot de zuidelijke helft van het meer en heeft een aantal uiterlijke verschillen ten opzichte van C. frontosa. Dit uit zich onder meer in een hoger lichaam, zes strepen in plaats van zeven, een andere vorm en grootte van de bult op het hoofd, minder tanden in de bovenste kaak, drie schaalrijen tussen de hogere en lagere zijlijnen op het centrum van lichaam in plaats van twee, en een aantal verschillen ten opzichte van de vinnen.

Het begrip “Frontosa” heeft zich in de loop van de jaren gevestigd, omdat deze tot een aantal jaren geleden monotypisch was, dus de enige in zijn soort. De variant die zich als eerste C. frontosa mocht noemen is degene die Boulenger als eerste beschreven had. Dit is de variant die uit Kigoma afkomstig is, beter bekend als de 7 stripe. Andere noordelijke varianten hadden 6 strepen, en zouden aanvankelijk mogelijk geclassificeerd worden onder een nieuwe naam. Tijdelijk werden zij aangeduid als Cyphotilapia sp. North. Enkele jaren later werd duidelijk dat de morfolgische verschillen van deze varianten te veel overlap kennen om ze als aparte soort te kenmerken. Dus blijft thans C. frontosa als enig geldende naam voor de noordelijke varianten over. Of ze nu 6 of 7 strepen hebben.

Varianten

Er zijn verschillende soorten en varianten van de Cyphotilapia bekend:

Soort: C. frontosa
Variant: Burundi 
Verzamelpunten: Bulu point, Burundi, Karilani, Kavala en het Noorden van Zaïre

Soort: C. frontosa
Variant: Kigoma / 7 Stripe 
Verzamelpunten: Bangwe, Boulomboro en Kigoma

Soort: C. gibberosa
Variant: Tanzania of Zuidelijk Tanzania
Verzamelpunten: Fulwe Rocks (Fulwe), Ikola, Kantalamba, Kasanga, Kipili, Mabilibili, Mpimbwe, Molwe, Samazi/Bismark, Sibwesa en Tanzanite.

Soort: C. gibberosa
Variant: Zambia
verzamelpunt: Isanga, Chaitika, Nangu en Sumbu

Soort: C. gibberosa
Variant: Zaïre
Verzamelpunt: Kalumba (Verzameld in Lupota), Kapampa, kitumba, Moba (Verzameld bij M’Toto), Moliro en Tembwe

Al naargelang de herkomst van de dieren, zijn er duidelijk verschillen in het kleurenpatroon merkbaar, de vissen die in het zuiden van het meer leven vertonen een blauwe kleur terwijl de vissen uit het noorden van het Tanganyikameer zwart-wit kleuren. Het meest opmerkelijke verschil vertoont de “Kigoma”-variant. Deze heeft op het lichaam zeven dwarsbanden, en de band op de kop verbreedt zich onderaan over het kieuwdeksel. De andere varianten hebben slechts zes brede dwarsbanden op het lichaam.

Ook is tussen de noordelijke en zuidelijke varianten een duidelijk verschil in het masker te herkennen. Bij de noordelijke varianten is er een streep over het hoofd te zien; bij de zuidelijke varianten kan men een soort driehoek herkennen die van boven af het hoofd doorloopt tot tussen de ogen. Men kan dus vaststellen dat er een duidelijk verschil is tussen de noordelijke en zuidelijke varianten, maar het wordt een stuk lastiger om de varianten uit nabij gelegen gebieden te onderscheiden.

Niet alle variaties doen hun naam eer aan. Zeer grote bulten kunnen vooral de mannelijke dieren uit het vangstgebied bij Burundi hebben. Deze kunnen zich extreem ontwikkelen, toch moet er voor gewaarschuwd worden daaruit niet de conclusie te trekken dat alle mannelijke Cyphotilapia grote bulten hebben en vrouwen kleinere.

Geslacht

Het is niet makkelijk om het geslacht van deze vissen vast te stellen, door op het gedrag af te gaan kan men een indruk krijgen van de verhoudingen.

Wanneer een groep Cyphotilapia uit dezelfde leeftijdscategorie samen is opgegroeid in een groep van zes of meer, kan men er van uit gaan dat de grootste vis een man is. De mannen groeien over het algemeen sneller en bereiken een grotere afmeting dan de vrouwen. Een man zal agressief gedrag moeten vertonen om de “koning” van de harem (alfa man) te worden. De grootste vis is vaak sterker en dominanter en daarom kan er vaak vanuit worden gegaan dat deze een man is.

De bult op het voorhoofd kan ook een manier zijn om het geslacht te bepalen, hoewel het geen zekerheid biedt. Er zijn vrouwen gerapporteerd met grotere voorhoofdsbulten. Er zijn ook mannen bekend die bijna geen bult vertonen. De bult is dus geen zekere indicator voor het geslacht.

Nog een manier om het geslacht te bepalen is door te kijken naar het geslachtsorgaan. Deze procedure is de betrouwbaarste methode om het geslacht van de Cyphotilapia te bepalen, (met wat oefening). Een Cyphotilapia die reeds kuit heeft geschoten is ook gemakkelijker te herkennen aangezien een wijfje eieren heeft gehad een grotere cloaca heeft.

In de afbeeldingen via de link hieronder kunnen we het verschil tussen een mannelijke en vrouwelijke Cyphotilapia zien. Op beide afbeeldingen zijn bij de vissen 2 gaten te zien. Het gat aan de bovenkant is de anus. Het gat naar de onderkant, dichtbij de aarsvin, is het geslachtsorgaan. Het vrouwelijke geslachtsorgaan is meer rond, het mannelijke orgaan meer driehoekig.

Foto’s van de genitale papillen zijn te vinden in dit artikel.

Voortplanting

Een man op drie à vier vrouwen is de aanbevolen samenstelling voor een groep Cyphotilapia in het aquarium. Aangezien het geslacht op jonge leeftijd moeilijk te herkennen is, kun je het beste starten met een grote jonge groep Cyphotilapia en deze in de loop van de tijd sorteren op mannen en vrouwen. Wanneer de vissen op de leeftijd zijn gekomen om zich te gaan voortplanten, kan het teveel aan mannen verwijderd worden om zo de ideale verhouding te creëren.

Als het vrouwtje zich bereid toont komt de balts langzaam op gang. Bij dit gebeuren vertoont de man geen grote spectaculaire show zoals bij andere soorten het geval kan zijn. Alleen de blauwkleuring verandert. Het vrouwtje kan bij de balts iets bleker worden. Net als in andere situaties is bij de balts het gedrag van de Cyphotilapia erg rustig. Het afzettingsgedrag verschilt echter van het gebruikelijke patroon. Het mannetje neemt het initiatief en zwemt voorop naar de afzetplaats toe. Daar aangekomen vertraagt hij en, terwijl hij met zijn genitaliën over de bodembedekking glijdt, stort hij zijn sperma op deze plaats. Het wijfje volgt hem op de voet en wanneer het mannetje van de broedplaats wegzwemt zet ze één tot drie eieren op deze plaats af. Vervolgens zwemt ze eventjes achterwaarts, keert verticaal en neemt dan de (bevruchte) eieren in de muil. Het totale aantal eieren per broedsel schommelt tussen een tiental tot ruim vijftig. De Cyphotilapia is dus een officiële muilbroeder. Wanneer de jongen vier tot vijf weken later voor het eerst worden vrijgelaten zijn ze ongeveer 20 milimeter lang.

Jonge vrouwtjes eten hun eerste kroost vaak op. De noordelijke Cyphotilapia frontosa “Burundi” staat erom bekend makkelijker te kweken te zijn dan de zuidelijke variant Cyphotilapia gibberosa “Zaïre”. Op het moment dat de jonge vissen uit de muil van de moeder komen zijn ze al tamelijk groot en redelijk zelfstandig. Dit maakt het kweken makkelijker. Jonge Cyphotilapia’s eten dan ook vaak probleemloos het voor hun geschikte voer.

Voer

De Cyphotilapia leeft in het Tanganyikameer op grote dieptes en zal hier dus nooit voedsel van het wateroppervlak eten. Bij het voeren in het aquarium zal men hier ook rekening mee moeten houden: drijvend voer is niet geschikt voor deze vissen.

De Cyphotilapia is in de natuur een roofvis die vissen eet en zal ook in het aquarium een vis als voedsel op prijs stellen. Het beste kan men vissen voeren uit eigen kweek in verband met ziektes en dergelijke. Wat men nog meer levend kan voeren zijn bijvoorbeeld witte en zwarte muggenlarven. Diepvries mogelijkheden zijn er ook, hierbij kan men denken aan krill, mysis, witte en zwarte muggenlarven en garnalen, garnalenmix, mosselen, en spiering. Deze laatste vijf kunt u natuurlijk ook vers voeren samen met bijvoorbeeld koolvisfilet en kabeljauw. Tot slot is er natuurlijk nog de optie voor droogvoer maar houdt er rekening mee dat dit geen drijvend voer mag zijn.

Als voerpatroon kan men het beste een maal in de drie dagen toepassen. Jongere dieren kan men vaker voeren, maar naarmate de dieren ouder worden kan men beter afbouwen aangezien dit meer natuurgetrouw is. Zorg wel dat de vissen de voedingsstoffen binnen krijgen die ze nodig hebben. Het beste is zo variërend mogelijk te voeren. 

Leefomgeving

Interessant is de leefomgeving die de Cyphotilapia in de natuur opgezocht heeft. Het is een bewoner van de rotsformaties. Minder bekend is dat volwassen Cyphotilapia op dieptes van 40 tot 60 meter kunnen leven. Over het algemeen leven alleen jongere vissen in de ondiepere wateren.

De voorliefde van volwassen Cyphotilapia voor deze dieptes is een probleem voor de duikers die deze vissen vangen. Dit in verband met de energie en tijd die er verbruikt wordt om de vissen naar boven te halen. Bovendien komt het probleem van decompressie erbij. Vissen die op deze dieptes gevangen worden moeten zeer langzaam naar de oppervlakte gebracht worden. Net als duikers moeten ook de vissen een decompressietijd doorgaan, het lichaam moet zich aanpassen aan de veel geringere druk aan het wateroppervlak. Zou men de vis te snel naar boven brengen, dan betekent dit een zekere dood.

De vissen zullen in etappes naar boven gebracht worden. Deze decompressie kan meerdere dagen duren. Dit langdurige proces verklaard de hoge prijs die voor deze in het wild gevangen vissen betaald moet worden. Momenteel is de variant Zaïre Moba de variant die op de grootste dieptes wordt aangetroffen.

Nawoord

Dit artikel is lang geworden. En misschien zelfs nog wel te kort. Er valt zo veel te vertellen over deze geweldige mooie en fascinerende vissen. Onthoud dat bij een goede verzorging deze vissen een leeftijd kunnen behalen van 15 tot 20 jaar.

Verantwoording

Dit artikel is geschreven d.m.v. het bundelen van eigen ervaringen en bronnen van het internet.