Cyphotilapia gibberosa

Cyphotilapia gibberosa
Cyphotilapia gibberosa Blue Zaire Mikula

Familie van, en gelijkend op C. frontosa. Voor onderling onderscheid van de 2 soorten en de varianten daarbinnen: zie de link naar het artikel onderaan deze pagina.

De Cyphotilapia is een uit de kluiten gewassen jongen die er niet altijd voor terugdeinst een klein aquariumgenootje te verorberen. Zijn kalme uitstraling kan dus misleidend zijn. Dit neemt uiteraard niet weg dat dit een prachtige aquariumvis is, die in een ruime bak met grotere andere vissen prima tot zijn recht komt. Altolamprologus calvus/compressiceps, Gnathochromis permaxillaris, Benthochromis horii en een grotere meerval zijn derhalve goed gezelschap voor deze vis. Als meerval wordt nogal eens een Plecostomus gezien, maar voor de echte Tanganyika-liefhebber zal dit een doorn in het oog zijn. Deze Zuid-Amerikaan is in principe alleen qua formaat geschikt als gezelschap. Volwassen Synodontis meervallen of grotere stekelalen zijn ook mogelijk, en die komen wél in het meer voor.

Voor een kweekopzet kan het best een kleine haremgroep genomen worden: 1 man en 3 tot 4 vrouwen. Deze vissen produceren ca. 30 eieren, die door het vrouwtje in de bek worden genomen. Ongeveer 5 weken nadat de eieren gelegd zijn kunnen de jongen voor het eerst vrij rondzwemmen. Ze zijn dan zo’n 2 cm. lang en kunnen met Artemia of cyclops gevoerd worden. Later kan bijgevoerd worden met fijngewreven droogvoer. Het is een maternale muilbroeder.

Oudere mannetjes kunnen een flinke bult op hun kop krijgen en zeker 35 cm. groot worden. Hij heeft dus een ruime bak nodig (liefst vanaf 1000 liter voor 5 of meer exemplaren). Doordat hij zelf zo groot wordt, heeft hij ook een grote bek. Oppassen dus voor kleinere bakgenoten. Om de kleuren van deze vissen optimaal uit te laten komen, is helder, maar zwak licht tegen een donkere achtergrond optimaal.

Lees voor meer informatie het artikel “De Cyphotilapia”.

Cyphotilapia gibberosa Blue Zaire Mikula