Chalinochromis brichardi

Deze gemaskerde cichlide komt uit een familie die sterke overeenkomsten vertoont met de Julidochromissen. Qua afmetingen, bouw, voedsel (voornamelijk sponzen en al wat daartussen leeft) en ook gedrag. Wat aftekening, broedzorg en lippen betreft zijn de meest opvallende verschillen te bespeuren. Chalinochromis-soorten lijken zich wat verder als voedselspecialist te hebben ontwikkeld: op hun lippen zitten kleine, wratachtige structuren die het voeden op sponzen vereenvoudigen (Konings, 1998). Voor meer informatie over de broedzorg, zie aldaar. Chalinochromis brichardi wordt tot 15 cm. groot. In gevangenschap worden ze vaak kleiner gezien. Het vrouwtje zou wat minder groot blijven. Ze komen in de noordelijke helft van het meer voor. Daarnaast komt de soort, gek genoeg, ook in de zuidelijke punt van het meer voor. Er lijken geen plaatsgebonden varianten van C. brichardi voor te komen. Zoals gezegd komt hun gedrag overeen met dan van Julidochromissoorten. Het zijn dus vissen die affiniteit hebben voor rotspartijen en de spleten en holen daarin. In het wild bevinden ze zich dan ook in de minder diepe waterlagen van de ondiepe rotskust. Ze accepteren in het aquarium complete vlokvoeders, maar het verdient aanbeveling ze ook (diepgevroren) levend voer voor te schotelen. Omdat ze in de natuur kleine ongewervelde dieren eten, kunnen ze goed overweg met bijvoorbeeld cyclops, watervlooien en muggenlarven. Ze eten daarnaast ook wat algen, die meestal in een goed belicht aquarium aanwezig zullen zijn. Ze kunnen redelijk agressief tegen soortgenoten zijn. Het minimum aquarium voor een koppel van deze vissen moet 200 liter bevatten. Deze vissen combineren goed met veel andere soorten, waaronder de meeste Neolamprologussoorten (zolang er voldoende rotspartijen beschikbaar zijn) en Tropheussoorten. Ook Ophthalmotilapia, Xenotilapia, Paracyprichromis en Cyprichromis combineert goed.

Een koppel zal bezit nemen van een ruimte tussen de stenen en daar tot 100 eitjes afzetten. Beide ouders bewaken het legsel en de omgeving. Na 2 dagen komen de eitjes uit en 1 week na de ei-afzetting zwemmen de jongen al vrij. Integensteling tot jongen van Julidochromissoorten zullen de jongen vrijzwemmen en nemen ze voedsel op dat met de waterstroom langskomt. Bij Julidochromissoorten blijven de jongen dicht tegen de stenen in en om het hol zwemmen. In dit stadium kunnen artemia-naupliën gevoerd worden. Later kunnen ze vrij eenvoudige op het voer overschakelen dat de ouders ook krijgen, omdat dat ook vrij klein van formaat is. Zodra de ouders aan een volgend legsel beginnen, worden de opgroeiende jongen van het vorige nest verjaagd.

Onderling kunnen deze vissen redelijk agressief zijn. Om een koppel te vormen is het het best om meerdere jonge exemplaren aan te schaffen en een koppel te laten vormen. Nadien moeten de overige vissen worden uitgevangen om ze te beschermen tegen de agressie van het gevormde koppel.