Callochromis melanostigma

De achternaam van deze vis, melanostigma, betekent zoveel als: zwarte vlekken. Dat is ook hetgeen ze duidelijk van Callochromis macrops onderscheidt. Ze komen voor in het noordwestelijke deel van het Tanganyikameer, C. macrops meer in het zuidelijke deel. De vissen houden zich op boven het zand in ondiepere wateren (1 tot 6 meter). Ze hebben wel graag enkele rotsen in de buurt. Ze voeden zich met allerhande dierlijke organismen die ze uit het zand opnemen. Ze worden tot 15 cm. lang, de vrouwtjes blijven een paar cm. kleiner. Eenmaal volwassen zijn het de mannelijke exemplaren die de kleurenpracht tonen. Vrouwtjes blijven min of meer egaal zilvergrijs van kleur. Het aquarium moet ruim zijn (tenminste 400 liter en dan niet hoger dan breed, anders meer liters) en er moet een aanzienlijke oppervlak vrije zandbodem zijn. Ze moeten in groepen gehouden worden, voor het aquarium meerdere mannen en 2 tot 3 vrouwen per man. De mannen kunnen onderling sterke agressie laten zien; soms keer de rust pas weer indien de overige mannen zijn uitgevangen. Callochromissen zijn sterk territoriaal in de onderste waterlagen waardoor ze andere vissen die daar leven gestresst kunnen raken, mochten ze daar gevoelig voor zijn. Ze kunnen dus niet met andere zandcichliden (Xenotilapia) gecombineerd worden. Ook Tropheus en Petrochromis combineert minder goed. Ze kunnen gevoerd worden met verschillende diepvriesvoeders zoals muggenlarven en cyclops. Ook worden de verschillende complete droogvoeders goed gegeten. Spirulinvlokken horen daar ook bij. Afgebeeldn (boven en onder) is Callochromis melanostigma “Uvira”.

De mannelijke exemplaren van deze maternale muilbroeders graven een kuil van ca. 20 cm. doorsnee en houden andere mannetjes uit de buurt daarvan. Hij verleidt de vrouw, die in de kuil verschillende malen eitjes afzet en ze in de mond, waarna de man zijn anaalvin toont en de eitjes bevrucht zodra de vrouw hiernaar hapt. De vrouw houdt de eitjes 3 weken in de bek, waarna 20 tot 50 jongen worden uitgespuwd. De jongen zijn dat 1,5 cm. en ze eten dan gezeefde cyclops, artemia-naupliën en fijngewreven droogvoer.

Door de gevoelige huid en plaatsing van de ogen kunnen deze eenvoudig beschadigd raken. Scherpe rotsen kunnen hierbij een extra risico vormen. Door een sterke onderlinge agressie kan het gebeuren dat andere mannen niet de buurt of zelfs in de bak geduld worden.