Aulonocranus dewindti

Aulonocranus dewindti

Deze kleinere vedervinnige wordt tot 12 cm. groot, het vrouwtje blijft iets kleiner. De vrouwelijke exemplaren hebben een staalgrijze kleur, de mannelijke exemplaren hebben blauwglanzende lengtestrepen op een gele ondergrond. De vinnen kennen ook deze gele onderkleur. De rugvin kan enkele donkere stippen en strepen vertonen. Anaalvin en buikvinnen zijn doorgaans donkerder gekleurd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Opthalmotilapia zijn de eivlekken op de buikvinnen veel minder uitgesproken. A. dewindti komt door het gehele meer voor. In de natuur houden ze zich op in ondiep water (2-5 meter) in een habitat van enkele rotsen op een zandvlakte. Met gevoelige poriën op de kop zoeken ze in het zand naar kleine diertjes. Daar bestaat het menu dan ook voornamelijk uit. Deze vissen kunnen het best in een groepsvorm met meerdere vrouwen per man gehouden worden. Het mannelijk exemplaar kan namelijk redelijk wat agressie aan de dag leggen, en dan is het beter dat deze zich niet geheel tot een enkele vrouw kan richten. Andere mannelijke exemplaren worden slecht verdragen in aquaria kleiner of gelijk aan 2 meter.

Als nest maakt het mannetjes kratervormige nesten in het zand. Rivalen worden daarbij op veilige afstand gehouden. Zo vinden we in het wild grote broedkolonies met nesten op vaste afstand van elkaar. Indien een vrouwelijk exemplaar zich naar zo’n krater laat lokken, kan de paring plaatsvinden. Het zijn maternale muilbroeders, en de vrouwtjes dragen de eitjes zo’n 3 weken met zich mee. Een enkel legsel kan tot ruim 30 jongen opleveren.

Deze vis is een uitgesproken hoofdbewoners. Het aquarium moet naar de wensen van deze vis ingericht worden: enkele flinke stenen/rotspartijen, een groot zandoppervlak met een dikke laag zand. Zuurstofrijk water en een goed verlicht aquarium vanaf 150 cm.